GEMEENTE DURPERDAM

BESTEMMINGSPLAN DURPERVELD

 

REGELS

 

 

 

INHOUDSOPGAVE

 

HOOFDSTUK 1

 

Artikel 01.

Artikel 02.

INLEIDENDE REGELS

 

Begrippen                                                                                                          

Wijze van meten                                                                                                

 

 

 

HOOFDSTUK 2

 

 

Artikel 03.

Artikel 04.

Artikel 05.

Artikel 06.

Artikel 07.

Artikel 08.

Artikel 09.

Artikel 10.

Artikel 11.

Artikel 12.

Artikel 13.

Artikel 14.

Artikel 15.

Artikel 16.

Artikel 17.

Artikel 18.

Artikel 19.

 

Artikel 20.

Artikel 21.

BESTEMMINGSREGELS

 

Bestemmingen:

Agrarisch

Agrarisch met waarden                                                                                      

Bedrijf - Nutsvoorziening                                                                                    

Bedrijventerrein

Detailhandel

Gemengd - 1

Gemengd - 2                                                                                                     

Groen                                                                                                                

Groen - Beplantingsstrook                                                                                

Groen - Speelterrein                                                                                         

Maatschappelijk                                                                                                 

Verkeer

Verkeer - Parkeren

Verkeer - Verblijf                                                                                               

Water                                                                                                                

Wonen

Wonen uit te werken

Dubbelbestemmingen:

Leiding - Gas

Waarde - Archeologie                                                                                       

 

 

 

HOOFDSTUK 3

 

Artikel 22.

Artikel 23.

Artikel 24.

Artikel 25.

Artikel 26.

Artikel 27.

ALGEMENE REGELS

 

Anti-dubbeltelbepaling                                                                                       

Algemene bouwregels                                                                                       

Algemene aanduidingsregels                                                                            

Algemene ontheffingsregels                                                                              

Algemene wijzigingsregels                                                                                 

Algemene procedureregels                                                                               

 

 

 

HOOFDSTUK 4

 

Artikel 28

Artikel 29

 

OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Overgangsrecht                                                                                                

Slotregel                                                                                                            

 

 

HOOFDSTUK 1: INLEIDENDE REGELS

 

 

ARTIKEL

1.

BEGRIPPEN

 

 

 

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

 

1.1        

Plan:

Het bestemmingsplan Durperveld 2008 van de gemeente Durperdam.

 

 

1.2        

Bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0099.BP2008000001-0003.gml met de bijbehorende regels.

 

 

1.3        

Aanbouw:

een gebouw, dat aan het hoofdgebouw is gebouwd en dat naar aard en indeling is bedoeld voor uitbreiding van en/of aanvulling op de woonfuncties van het hoofdgebouw.

 

 

1.4        

Aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

 

1.5        

Aanduidingsgrens:

de grens van de aanduiding indien het een vlak betreft.

 

 

1.6        

Bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

1.7        

Bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

 

1.8        

Bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak dat ten hoogste tot het bebouwd oppervlak mag behoren.

 

 

1.9        

Bebouwd oppervlak:

het totaal van de oppervlakken van bouwwerken voor zover deze een gro­tere bouwhoogte hebben dan 1,2 m.

 

 

1.10    

Bedrijfsgebouw c.q. bedrijfsbouwwerk:

een gebouw c.q. bouwwerk dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactivitei­ten.

 

 

1.11    

Bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de be­stemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

 

 

1.12    

Bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, waarbij het bijgebouw vrijstaand dan wel aangebouwd aan het hoofdgebouw kan zijn uitgevoerd, maar hiermee niet in directe verbinding staat.

 

 

1.13    

Bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

 

1.14    

Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

 

1.15    

Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstan­dige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

 

1.16    

Bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel.

 

 

1.17    

Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.

 

 

1.18    

Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander mate­riaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

 

1.19    

Detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goede­ren kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

 

1.20    

Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of ge­deeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

 

1.21    

Geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting waarbij in een bestemmingplan, op basis van de Wet geluid­hinder en krachtens deze wet vastgestelde voorschriften, rondom het ter­rein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld.

 

 

1.22    

Hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken.

 

 

1.23    

Landschappelijke beplanting:

opgaande, uit houtgewas bestaande beplanting, in hoofdzaak bestaande uit inheemse soorten, ter verfraaiing van het landschap en/of ter inpassing van hierin voorkomende bouwwerken en werken.

 

 

1.24    

Open erf:

het onbebouwde deel van een bouwperceel na realisering van de bestem­ming.

 

 

1.25    

Overkapping:

een voor mensen toegankelijke, overdekte en zonder wanden omsloten ruimte.

 

 

1.26    

Perceelsgrens:

de scheiding tussen bouwpercelen, die niet aan éénzelfde eigenaar beho­ren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut.

 

 

1.27    

Vrij beroep:

beroep of beroepsmatige dienstverlening op administratief, medisch, para­medisch, sociaal-wetenschappelijk, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en daarmee gelijk te stellen gebied.

 

 

1.28    

Woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

 

 

1.29    

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

 

ARTIKEL

2.

AGRARISCH MET WAARDEN

 

 

2.1

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als peil aangehouden:

a.    voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

b.    in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afge­werkte maaiveld.

 

 

 

2.2

Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

 

 

 

a.    de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boei­bord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

 

b.    de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de ge­vels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van da­ken en dakkapellen;

 

 

c.    de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouw­werk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderge­schikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

 

d.    de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de schei­dingsmu­ren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afge­werkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

 

HOOFDSTUK 2: BESTEMMINGSREGELS

 

 

ARTIKEL

3.

AGRARISCH

 

 

3.1

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor ..

 

 

3.2

Bouwregels

 

 

3.2.1

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

a.

b.

 

 

3.2.2

Gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd.

 

 

3.2.3

 

 

 

3.3

 

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

 

ARTIKEL

4.

AGRARISCH MET WAARDEN

 

 

4.1

Bestemmingsomschrijving

 

 

De voor "Agrarisch met waarden" aangewezen gronden zijn bestemd voor

 

 

4.2

Bouwregels

 

 

4.2.1

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

a.

b.

 

 

4.2.2

Gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd.

 

 

4.2.3

 

 

 

4.3

 

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

 

ARTIKEL

5.

BEDRIJF - NUTSVOORZIENING

 

 

5.1

Bestemmingsomschrijving

 

 

De voor "Bedrijf - Nutsvoorziening " aangewezen gronden zijn bestemd voor nutsvoorzienin­gen, alsmede voor beplanting.

 

 

5.2

Bouwregels

 

 

5.2.1

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

a.    transformatorruimten, pompgemalen, verdeel- en regelstations;

b.    hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwwerken;

c.    bijbehorende bergingen;

d.    erfafscheidingen.

 

 

5.2.2

Gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd.

 

 

5.2.3

De bouwhoogte van de in lid 5.2.1 genoemde bouwwerken mag maximaal 4 m be­dragen, met dien verstande dat voor erfafscheidingen de bouwhoogte maximaal 2,5 m mag bedragen.

 

 

5.2.4

 

 

 

5.3

 

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

 

ARTIKEL

6.

BEDRIJVENTERREIN

 

 

6.1

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

De voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor doeleinden van handel en bedrijf en voor bijbehorende voorzieningen, waarbij de volgende bepalingen in acht moeten worden genomen:

a.    uitsluitend die bedrijven zijn toegestaan, welke op de tot het plan beho­rende Bedrijvenlijst zijn vermeld en volgens die lijst behoren tot de ca­tegorie 1 of 2;

b.    tevens zijn toegestaan bedrijven welke niet voldoen aan het gestelde onder sub a, doch reeds aanwezig zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

c.    detailhandelsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover het be­treft detailhandel als toegestaan volgens lid 6.5;

d.    geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan;

e.    onder bijbehorende voorzieningen worden in ieder geval begrepen insteekwegen, parkeervoorzieningen bij bedrijven en erfbeplanting.

 

 

6.2

Bouwregels

 

 

6.2.1

Gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd.

 

 

6.2.2

 

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

 

ARTIKEL

7.

DETAILHANDEL

 

 

7.1

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

De voor "Detailhandel" aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel en bijbehorende voorzieningen

 

 

7.2

Bouwregels

 

 

7.2.1

Gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd.

 

 

7.2.2

 

 

 

7.3

 

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

 

ARTIKEL

8.

GEMENGD - 1

 

 

8.1

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

De voor "Gemengd - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel en wonen met daarbij behorende voorzieningen

 

 

8.2

Bouwregels

 

 

8.2.1

Gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd.

 

 

8.2.2

 

 

 

8.3

 

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

 

ARTIKEL

9.

GEMENGD - 2

 

 

9.1

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

De voor "Gemengd - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel en wonen met daarbij behorende voorzieningen

 

 

9.2

Bouwregels

 

 

9.2.1

Gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd.

 

 

9.2.2

 

 

 

9.3

 

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

 

ARTIKEL

10.

GROEN

 

 

10.1

Bestemmingsomschrijving

 

 

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    groenvoorzieningen;

b.    voetpaden;

c.    infiltratievoorzieningen voor hemelwater;

d.    buisverbindingen voor de waterhuishouding.

 

 

10.2

Bouwregels

 

 

10.2.1

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

a.    zitbanken, beeldhouwwerken, toestellen voor sport en spel en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen;

b.    erfafscheidingen en (keer)muren;

c.    lichtmasten, verkeers- en verwijsborden;

d.    overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming.

 

 

10.2.2

De bouwhoogte van de in lid 10.2.1 genoemde bouwwerken mag maximaal 3 m be­dragen, met dien verstande dat voor erfafscheidingen en (keer)muren de bouwhoogte maximaal 1 m mag bedragen en de bouwhoogte van lichtmasten maxi­maal 10 m mag bedragen.

 

 

10.2.3

 

 

 

10.3

 

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

 

ARTIKEL

11.

GROEN - BEPLANTINGSSTROOK

 

 

11.1

Bestemmingsomschrijving

 

11.1.1

De voor "Groen - Beplantingsstrook" aangewezen gronden zijn bestemd voor landschappe­lijke beplanting ter afscherming van terreinen, die naar de aard van hun bestemming inpassing behoeven door opgaand groen.

 

 

11.1.2

Ter plaatse van de aanduiding "geluidwal" zijn de gronden tevens bestemd als geluidwal, al dan niet gecombineerd met een geluidscherm.

 

 

11.2

Bouwregels

 

 

11.2.1

Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen ge­bouwen zijnde, zoals erfafscheidingen en geluidwerende voorzieningen, worden gebouwd.

 

 

11.2.2

De bouwhoogte van de in lid 11.2.1 genoemde erfafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen.

 

 

11.3

 

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

 

 

ARTIKEL

12.

GROEN - SPEELTERREIN

 

 

12.1

Bestemmingsomschrijving

 

 

De voor "Groen - Speelterrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    kinderspeelplaatsen en trapveldjes;

b.    groenvoorzieningen;

c.    voetpaden.

 

 

12.2

Bouwregels

 

 

12.2.1

Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

a.    toestellen voor sport en spel;

b.    zitbanken, beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen;

c.    erfafscheidingen, (keer)muren en ballenvangers;

d.    lichtmasten, verkeers- en verwijsborden.

 

 

12.2.1

De bouwhoogte van de in lid 12.2.1 genoemde bouwwerken mag maximaal 3 m be­dragen, met dien verstande dat voor erfafscheidingen en (keer)muren de bouwhoogte maximaal 2 m mag bedragen, voor ballenvangers de bouwhoogte maxi­maal 5 m mag bedragen en voor lichtmasten de bouwhoogte maximaal
10 m mag bedragen.

 

 

12.3

 

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

 

ARTIKEL

13.

MAATSCHAPPELIJK

 

 

13.1

Bestemmingsomschrijving

 

 

De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor sociale-, educatieve-, culturele-, gezondheids-, levensbe­schouwelijke- en overheidsinstellingen.

 

 

13.2

Bouwregels

 

 

13.2.1

Op de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

a.    verenigingsgebouwen, en hiermede naar aard, als bedoeld in lid 13.1, en omvang gelijk te stellen gebouwen;

b.    fietsenstallingen, bergingen en overkappingen;

c.    erfafscheidingen, tuinmuren, pergola's en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

d.    schuttersmasten.

 

 

13.2.2

Gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd.

 

 

13.2.3

Bij de bouw van de in lid 13.2.1 genoemde bouwwerken mag het bebouwings­percentage niet meer bedragen dan 70%.

 

 

13.2.4

Bij de bouw van de in lid 13.2.1 sub a genoemde bouwwerken mag de goothoogte niet meer dan 4 m en de bouwhoogte niet meer dan 7 m bedragen.

 

 

13.2.5

Bij de bouw van de in lid 13.2.1 sub b genoemde bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer dan 6 m en de goothoogte niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat voor overkappingen een maximale bouwhoogte geldt van 3 m.

 

 

13.2.6

Bij de bouw van de in lid 13.2.1 sub c genoemde bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat voor pergola's een maximale bouwhoogte van 3 m geldt.

 

 

13.2.7

Bij de bouw van de in lid 13.2.1 sub d genoemde bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 15 m.

 

 

13.3

 

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

 

ARTIKEL

14.

VERKEER

 

 

14.1

Bestemmingsomschrijving

 

 

De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    wegen, voet- en fietspaden, met bermen;

b.    parkeervoorzieningen;

c.    groenvoorzieningen;

d.    afwateringsdoeleinden;

e.    buis- en kabelverbindingen voor de waterhuishouding, riolering, nutsbedrijven en overeen­komstige doeleinden.

 

 

14.2

Bouwregels

 

 

14.2.1

Op de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

a.    lichtmasten, verkeers- en verwijsborden;

b.    abri's;

c.    weg- en waterbouwkundige kunstwerken;

d.    zitbanken, beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen.

 

 

14.2.1

De bouwhoogte van de in lid 14.2.1 genoemde bouwwerken mag maximaal 3 m be­dragen, met dien verstande dat voor lichtmasten de bouwhoogte maximaal 10 m mag bedragen.

 

 

14.3

 

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

 

ARTIKEL

15.

VERKEER - PARKEREN

 

 

15.1

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

De voor "Verkeer - Parkeren" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    parkeervoorzieningen;

c.    groenvoorzieningen;

d.    afwateringsdoeleinden;

e.    buis- en kabelverbindingen voor de waterhuishouding, riolering, nutsbedrijven en overeen­komstige doeleinden.

 

 

15.2

Bouwregels

 

 

15.2.1

Gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd.

 

 

15.2.2

 

 

 

15.3

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

 

ARTIKEL

16.

VERKEER - VERBLIJF

 

 

16.1

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

De voor "Verkeer - Verblijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor  

a.    voet- en fietspaden;

b.    parkeervoorzieningen;

c.    groenvoorzieningen;

d.    afwateringsdoeleinden;

e.    buis- en kabelverbindingen voor de waterhuishouding, riolering, nutsbedrijven en overeen­komstige doeleinden.

 

 

16.2

Bouwregels

 

 

16.2.1

Gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd.

 

 

16.2.2

 

 

 

16.3

 

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

 

ARTIKEL

17.

WATER

 

 

17.1

Bestemmingsomschrijving

 

 

De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

 

 

17.2

Bouwregels

 

 

17.2.1

Op de in lid 17.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

a.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestem­ming;

b.    overkluizingen ter verbinding van de aangrenzende gronden.

 

 

17.2.2

 

 

 

17.3

 

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

 

ARTIKEL

18.

WONEN

 

 

18.1

Bestemmingsomschrijving

 

 

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor bewoning en daar­bij behorende doeleinden.

 

18.2

Bouwregels

 

18.2.1

Op de in lid 18.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

a.    woningen, met dien verstande dat zijn toegestaan:

       -      ter plaatse van de aanduiding "aaneengebouwd" uitsluitend rijenwoningen tot max. 6 aaneen;

-     ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" uitsluitend vrijstaande woningen;

-     ter plaatse van de aanduiding "speciale bouwaanduiding - aaneengebouwd / twee-aan-een" uitsluitend rijenwoningen tot max. 6 aaneen en/of halfvrijstaande woningen;

-     ter plaatse van de aanduiding "speciale bouwaanduiding - twee-aan-een / vrijstaand" uitsluitend halfvrijstaande en/of vrijstaande woningen;

-     ter plaatse van de aanduiding "gestapeld" uitsluitend gestapelde woningen;

b.    bij de woningen behorende aanbouwen, bijgebouwen, overkap­pingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

18.2.2

Gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd.

 

 

18.2.3

Bij de bouw van de in lid 18.2.1 genoemde bouwwerken mag het bebouwings­percentage niet meer bedragen dan 60%, behoudens ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%) anders is aangegeven.

 

 

18.2.4

Het aantal woningen per bouwperceel mag niet meer bedragen dan het aantal dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig was of kon worden gebouwd krachtens een onherroepelijk verleende bouwvergunning of, voor zover ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" is opgenomen, het genoemde aantal.

 

18.2.5

Bij vrijstaande woningen dient aan één zijde een strook onbebouwd te blijven met een breedte van 3 m, gerekend vanaf de voorste bouwgrens tot 5 m achter de achtergevel van het hoofdgebouw.

 

 

18.2.6

De goothoogte en de bouwhoogte van woningen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" op de plankaart is aangegeven.

 

 

18.2.7

De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient bij vrijstaande, halfvrijstaande en rijenwoningen minimaal 3 m en bij gestapelde woningen minimaal 2 m te bedragen; met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is indien het betreft een gemeenschappelijke perceelsgrens tussen woningen die aan elkaar mogen worden gebouwd of een zijdelingse perceelsgrens die samenvalt met de bouwgrens.

 

 

18.2.8

Aanbouwen en bijgebouwen dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

a.    de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;

b.    de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

 

18.2.9

De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

 

18.2.10

De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m, behoudens voor:

a.    pergola’s waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;

b.    zwembaden waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,20 m.

 

18.2.11

Binnen een bouwvlak mag de afstand van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de lijn door de voorgevel van het hoofdgebouw en het denkbeeldig verlengde daarvan, niet minder bedragen dan 1 m.

 

18.2.12

De gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappin­gen bedraagt maximaal 80 m2.

 

18.2.13

Indien de in lid 18.2.1 genoemde aanbouwen, bijgebouwen en overkap­pingen niet op de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceel­grens tenminste 1 m te bedragen.

 

18.3

Specifieke gebruiksregels

 

 

De gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een vrij beroep op de in lid 18.1 bedoelde gronden mag, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van andere beroeps- en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 18.4, niet meer bedragen dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de gebouwen op het betref­fende bouwperceel, en in ieder geval niet meer dan 50 m2.

 

18.4

Ontheffing van de gebruiksregels

 

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 18.1, ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfs­activiteiten, anders dan een vrij beroep, in de gebouwen op het betref­fende bouwperceel, mits:

a.    het betreft beroeps- en bedrijfsactiviteiten, die voorkomen op de tot het plan behorende Bedrijvenlijst en behoren tot de categorie 1B, of beho­ren tot een bedrijf dat, in vergelijking tot bedrijven die wel mogelijk zou­den zijn, niet in meerdere mate een blijvende onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu;

b.    het geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende be­roeps- of bedrijfsactiviteit;

c.    de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een vrij beroep als bedoeld in lid 18.3, niet meer bedraagt dan 30% van de totale vloerop­pervlakte van de gebouwen op het betreffende bouwperceel, en in ie­der geval niet meer dan 50 m2;

d.    op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;

e.    in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergro­ting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:

       -      het parkeren ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden, en

       -      behoudens in- en uitladen, geen beroeps- en bedrijfsactiviteiten op het open erf en/of in de openbare ruimte rond de betreffende wo­ning mogen plaatsvinden;

f.     de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantasten.

 

18.5

 

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

 

ARTIKEL

19.

WONEN - UIT TE WERKEN

 

 

19.1.

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

De voor "Wonen uit te werken" aan­gewe­zen gronden zijn bestemd voor bewoning en daarbij beho­rende doeleinden, met de daartoe nodige grondgebonden woningen, ontsluitingswegen, parkeerplaatsen, open­baar groen, infiltratievoorzieningen, water, en bijbe­horende bouwwer­ken en andere werken.

 

 

19.2.

Uitwerkingsregels

 

 

 

Burgemeester en Wethouders zullen het plan, met inachtne­ming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruim­telijke orde­ning, uitwerken voor de in lid 19.1. bedoelde gronden, waarbij de volgende regels in acht dienen te wor­den genomen:

.........

 

 

19.3.

Bouwregels

 

 

 

Op de in lid 19.1. bedoelde gronden mag uitsluitend gebouwd worden overeenkomstig een door burgemeester en wethouders vastgesteld uitwerkingsplan.

 

 

19.4

 

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

ARTIKEL

20.

LEIDING  - GAS

 

 

20.1

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

De voor "Leiding - Gas" aangewezen gronden zijn bestemd voor aardgastrans­portleidingen, met dien verstande dat de gronden tevens zijn bestemd voor de eveneens aangegeven overige bestemmingen.

 

 

20.2

Bouwregels

 

 

20.2.1

Op de in lid 20.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

 

 

20.3

 

Ontheffing van de bouwregels

 

20.3.1

 

 

 

20.4

 

Aanlegvergunning

 

20.4.1

 

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

 

ARTIKEL

21.

WAARDE - ARCHEOLOGIE

 

 

21.1

Bestemmingsomschrijving

 

 

 

De voor "Waarde - Archeologie" aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud van de archeologische waarden, met dien verstande dat de gronden tevens zijn bestemd voor de eveneens aangegeven overige bestemmingen.

 

 

21.2

Bouwregels

 

 

21.2.1

 

 

 

21.3

 

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

 

HOOFDSTUK 3: ALGEMENE REGELS

 

 

ARTIKEL

22.

ANTI-DUBBELTELBEPALING

 

 

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouw­plan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

ARTIKEL

23.

ALGEMENE BOUWREGELS

 

 

23.1

De aangegeven bouwgrenzen dienen voor toepassing van de Bouwverordening te worden beschouwd als rooilijnen, als bedoeld in artikel 01 (begripsomschrij­vingen), lid 1 sub g van de Woningwet, met dien verstande dat voor erkers een maximale breedte geldt van twee/derde van de breedte van het gevelvlak waar­aan het wordt gebouwd.

 

 

23.2

Op grond van het gestelde in lid 23.1 dient een naar de weg gekeerd gevel­vlak van een hoofdgebouw in de bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak ge­plaatst te worden.

 

 

23.3

Wanneer Burgemeester en Wethouders, overeenkomstig de Bouwverorde­ning, vrijstelling verlenen van het gestelde in lid 23.2, dan mag de overschrij­ding van de betreffende bouwgrens maximaal 1 m en de terugplaatsi ng ten opzichte van die bouwgrens maximaal 1 m bedragen, met dien verstande dat - wanneer het betreft een erker, zijnde een uitgebouwde raampartij - de overschrijding van de bouw­grens maximaal 1,5 m mag bedragen.

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

 

ARTIKEL

24.

ALGEMENE AANDUIDINGSREGELS

 

 

24.1

vrijwaringszone - molenbiotoop

 

 

24.1.1

Ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - molenbiotoop" gelden nadere regels voor het beschermen van de functie van de in dit ge­bied voorko­mende molen als werktuig en van de waarde als landschaps­bepalend element.

 

 

24.1.2

Bij de bouw van bouwwerken op de in lid 24.1.1 bedoelde gronden dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

a.    voor zover zij minder dan 100 m van de voet van de molen verwijderd zijn, mag de bouwhoogte maximaal de hoogte van de belt, zijnde 3,40 m, bedragen;

b.    voor zover zij op meer dan 100 m van de voet van de molen verwij­derd zijn en minder dan 346,50 m, mag de bouwhoogte maximaal 1/50 van de afstand gemeten tussen het bouwwerk en de voet van de molen, vermeer­derd met 3,07 m bedragen;

c.    Het bepaalde onder a t/m b geldt niet voor bijgebouwen, bestaande bouwwerken en voor situaties waarin de vrije windvang en het zicht reeds beperkt wordt door bebouwing, mits de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder beperkt wordt.

 

 

24.1.3

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het gestelde in lid 24.1.2 voor het bouwen van bouwwerken met een grotere maximale hoogte, waarbij de maximale hoogte niet meer mag bedragen dan volgens de voor de betreffende gronden aangegeven bestemmingen is toegestaan en, gehoord een molendeskundige, is ge­bleken dat hierdoor de windbelemmering niet dusdanig wijzigt dat de be­treffende molen onvoldoende kan functioneren of anderszins blijvend one­venredig in zijn waarde wordt geschaad.

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

 

ARTIKEL

25.

ALGEMENE ONTHEFFINGSREGELS

 

 

25.1

Nutsvoorzieningen e.d.

 

 

 

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels van het plan ten behoeve van de bouw van:

a.    bouwwerken voor nutsvoorzieningen zoals pompgemalen, verdeel-, regel- of transformatorruim­ten, telefooncentrales, telefooncellen en abri's, waarvan de inhoud niet meer dan 50 m3 en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;

b.    antennemasten, vlaggenmasten en lichtmasten met geen grotere bouwhoogte dan 10 m;

c.    ondergrondse bouwwerken ten behoeve van het rioolstelsel, waarvan de inhoud niet meer dan 500 m3 mag bedragen.

 

 

25.2

Medische of medisch-sociale gronden

 

 

 

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels van het plan, voor de aanpassing van een woning of een bijbehorend bouwwerk, indien en voor zover de aanpassing noodzakelijk is op medische of medisch-sociale gronden, waarbij uit een nader onderzoek blijkt dat, bij weigering van de vrijstelling, het welzijn van de betrokken bewoner of het betrokken gezin in lichamelijk, geestelijk of sociaal opzicht in ernstige mate wordt bedreigd of geschaad.

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

 

ARTIKEL

26.

ALGEMENE WIJZIGINGSREGELS

 

 

26.1

Verschuiving

 

 

 

Burgemeester en wethouders kunnen het plan met inachtneming van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen ten aanzien van het gehele plangebied, voor de verschuiving van de be­stemmingen, bouwvlakken en andere aanduidingsvlakken, indien en voor zo­ver:

a.    de verschuiving noodzakelijk is voor een goede realisering van het plan, voor zover een aanpassing aan de nader ingemeten situatie noodzakelijk is, of als gevolg van afwijkingen of onnauwkeurigheden in de digitale ondergrond;

b.    de verschuiving niet meer bedraagt dan 10 m.

 

 

26.2

Nutsvoorzieningen

 

 

 

Burgemeester en wethouders kunnen het plan met inachtneming van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, waarbij gronden worden bestemd voor de bouw van bouwwerken voor ver­deel-, regel- en transformatorruimten met een grotere bouwhoogte dan 3 m en een grotere inhoud dan 50 m3, met dien verstande dat de goothoogte niet meer dan 5 m en de inhoud niet meer dan 150 m3 mag bedragen.

 

 

26.3

Locatie Abdijstraat

 

 

 

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan met inachtneming van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening wij­zigen ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied", al dan niet in gedeelten, met dien ver­stande dat:

a.    niet eerder zal worden overgaan tot wijziging dan op grond van een op zich en in de omgeving passend verkavelingsplan voor woningbouw en/of gecombineerde woon-/zorgfuncties;

b.    voorzien wordt in tenminste drie parkeerplaatsen per twee woningen;

c.    in het verkavelingsplan wordt voorzien in voorzieningen voor de hemelwaterretentie, waarbij dient te worden voldaan aan de uitkomsten van het onder sub f genoemde onderzoek naar de hemelwaterretentie;

d.    in het verkavelingsplan wordt voorzien in een geluidswal aan de zijde van de Provincialeweg die dient te voldoen aan de uitkomsten van het onder sub f genoemde onderzoek naar de geluidhinder wegverkeer;

e.    in het wijzigingsplan, voor zover noodzakelijk, nadere voor­schriften worden opgenomen overeenkomstig de bepalingen in dit plan, met dien verstande dat geen hogere bouwhoogte zal worden opgenomen dan 14 m; waarbij voor een liftmachinekamer of klimaatbehandeling een opbouw, met een bouwhoogte van maximaal 3 m, boven de 14 m is toegestaan;

f.     in het wijzigingsplan inzicht wordt gegeven in de uitkomsten van onder­zoek naar geluidhinder wegverkeer, bodemverontreiniging, luchtkwali­teit, milieuhinder van bedrijven, archeologi­sche waarden, hemelwa­terretentie en natuurwaarden en is gebleken dat de betreffende belangen in voldoende mate zijn verzekerd.

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

 

ARTIKEL

27.

ALGEMENE PROCEDUREREGELS

 

 

27.1

Ontheffing

 

 

 

Wanneer in de regels is bepaald dat Burgemeester en Wethouders ontheffing kunnen verlenen van de bepalingen van het plan, dan mogen het belang, ten behoeve waarvan de regel, waarvan ontheffing kan worden verleend, in het plan is opgenomen, en de belangen van derde belangheb­benden door het ver­lenen van de ontheffing niet blijvend onevenredig wor­den geschaad.

 

 

27.2

Wijziging

 

 

 

Wanneer in de regels is bepaald dat Burgemeester en Wethouders het plan binnen de in de regels opgenomen grenzen kunnen wijzi­gen, oefenen zij die bevoegdheden, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, zoveel mogelijk uit in overleg met belangheb­benden en wordt toepassing gegeven aan Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Openbare voorbereidingspro­cedure).

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

 

 

HOOFDSTUK 4: OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

 

ARTIKEL

28.

OVERGANGSRECHT

 

 

28.1

Overgangsrecht bouwwerken

 

 

28.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet worden vergroot:

a.    gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.    na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden ver­nieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gaan.

 

 

28.1.2

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 28.1.1, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 28.1.1 met maximaal 10%.

 

 

28.1.3

Het bepaalde in lid 28.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die welis­waar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

28.2

Overgangsrecht gebruik

 

 

28.2.1

Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

 

28.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 28.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

 

28.2.3

Indien het gebruik, als bedoeld in lid 28.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

 

28.2.4.

Het bepaalde in lid 28.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begre­pen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.

 

 

ARTIKEL

29.

SLOTBEPALING

 

 

 

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Durperveld 2008.

 

 

Dit is een dummytekst uitsluitend bedoeld als bladvulling voor proefcodering van voorbeeldplannen.